Op maandag 21 maart 2022 stond op de Leidse Universiteit een paneldiscussie over “Apartheid, Racism and Intersectionality” gepland, die door de Arabisch/Nederlandse antropologe Dina Zbeidy voorgezeten had moeten worden. Deze discussie stond in het teken van de “Israeli Apartheids Week”, waarin door het hele land op universiteiten kritiek op Israël geleverd zou worden. Ongewild werd Dina Zbeidy, dochter van een Nederlandse moeder en een Israëlisch-Arabische vader, onderwerp van een heftige controverse tussen de Raad van Bestuur van de Universiteit Leiden en de organiserende studenten. Uiteindelijk wordt het evenement afgezegd. Wie is Dina Zbeidy?
Wie de website van BIJ1-coryfee Anja Meulenbelt al langer leest en ik doe dat al sinds 2006, dus waar hebben we het over, kent Dina Zbeidy als de dochter van Trees Kloosterman uit Sakhnin, Israël. Trees woont daar sinds het begin van de jaren negentig samen met haar Arabische man Ali Zbeidy. Door deze link met de grootmoeder van alle Palestinos, Anja Meulenbelt, behoort Dina Zbeidy tot de fine fleur van de Palestijnse beweging in Nederland. Je kan de website van Anja niet openslaan, of er staat wel weer iets in over Dina: Dina leert lopen, Dina kan al schrijven, Dina heeft zo’n mooi artikel geschreven, Dina gaat trouwen. Daarna begin de ellende natuurlijk, want Dina gaat uitgerekend met een man uit Gaza trouwen en die mag Israël niet in. Goede raad is duur.
Het is allemaal de schuld van Israël natuurlijk en het verhaal leent zich voor een tranentrekkend drama over hoe twee geliefden elkaar toch nog vinden. Dina gaat uiteindelijk in New York studeren en haar aanstaande bruidegom, de acteur Ahmed, weet zijn weg naar Polen te vinden, om op het eind toch nog in 2012, in Amsterdam te trouwen. Ook op de bruiloft komt tuti-Israël-hatend Nederland bijeen en Anja zet de foto’s op haar blog, zodat we weten dat zelfs de oude miesmacher Maarten-Jan Hijmans van de partij was. Dan bén je wel iets in pro-Palestijnse Nederland.
Nu de kroonprinses van het Palestijnse actiewezen eindelijk in Nederland is aangekomen, wordt ook al gauw een functie voor haar bedacht en dat is: Bestuurder in de “Leonhard-Woltjer Stichting Nederlands Instituut voor het Arabisch Cultuurgebied”, samen met Paul Aarts (Palestina Komitee) en de VU-docent en onfortuinlijke Gaza-boot-opvarende Martijn Dekker. Deze stichting heeft veel geld van Lieneke Woltjer geërfd en organiseert dure en high level discussiebijeenkomsten over Arabische dingen en dat de Joden geen volk zijn. Dat laatste is geheel in de stijl van Lieneke Woltjer, die daarmee sinds de jaren vijftig door heel Nederland is gereisd en die volgens emeritus hoogleraar Meindert Fennema als “rasechte antisemiet” betiteld zou mogen worden. Dat deze stichting destijds nog een jarenlange rechtszaak heeft moeten voeren om twee Mondriaan-schilderijen uit de collectie te behouden of te verwerven, daar wil ik nu even geen uitspraak over doen, dat leest u in het spannende boek “Op zoek naar meneer Johnsson” van Gerrit-Jan Zwier. (Ook antropoloog, maar dat geeft verder niet) De belangrijkste informatie, die uit deze paragraaf overblijft is, dat de Leonhard Woltjer Stichting erg rijk is.
Tijdens de eerste jaren in Nederland houdt Dina, indachtig de onbewuste boodschap die haar moeder haar heeft meegegeven, zich met de Palestijnse zaak bezig. Volgens haar eigen zeggen is zij als persoon zo aantrekkelijk voor de activisten en organisatoren van discussiebijeenkomsten, omdat zij er Nederlands uitziet, goed Nederlands kan praten en het heftige temperament van de Arabieren bij haar enigszins door haar polderachtergrond gedempt is. Ze is dus Arabier zonder Arabisch te doen, een prima combinatie. Al gauw botst zij echter met de ‘die-hard’ activisten, die al sinds 1969 met de Palestijnse zaak bezig zijn en buitengewoon dogmatisch en fanatiek zijn. Een voorbeeld: Dina spreekt in haar toespraken over “Hebron” en dat zou volgens de activisten niet mogen, want het heet “Al Khalil” (De Vriend). Dina zegt dan: Ik ben Israëlisch en daar zeggen ze “Hebron”, punt uit.
Uit goedingelichte kringen rond het Palestina Komitee heb ik gehoord, dat Dina Zbeidy kritiek op de Palestijnse beweging in Nederland heeft. De Nederlandse pro-Palestijnse activisten dramatiseren de situatie in Israël. Zo was er een spreker tijdens een manifestatie, die vertelde dat Joden in hun Israëlische paspoort de nationaliteit “Joods” hebben staan, en dat Arabieren op dezelfde plaats “Arabisch” hebben staan. Dat is echter al twintig of dertig jaar niet meer het geval. Ze overdrijven om het conflict nog erger te maken dan het al is. Daar ergert Dina zich aan.
Al gauw is bij Dina sprake van een activisme-burn-out. Steeds maar weer wordt haar gevraagd hoe ze zich als Palestijnse voelt. De feiten, waar zij veel onderzoek naar heeft gedaan, worden als niet zo relevant beschouwd. Zij moet bij de NGO’s waar ze voor werkt, de Palestijnen als een zielig slachtoffer neerzetten, waar je wel medelijden mee moet hebben, maar waar je jezelf ook weer niet teveel mee moet identificeren. Ze verwijt de NGO’s sensatie te zoeken en dat wil Dina niet langer. Zij weigert nog over haar gevoelens te praten.
Door deze controverse tussen Dina Zbeidy en de Nederlandse Palestina-aanhangers, is zij vanaf 2017 nauwelijks nog actief. Slechts af en toe levert Dina een bijdrage aan een discussieforum met niveau.
Dina Zbeidy heeft in Nederland culturele antropologie gestudeerd en daarna nog promotie onderzoek gedaan, om uiteindelijk in 2020 tot doctor in de antropologie benoemd te worden, met het indringende werk: “Marriage and displacement among Palestinian and Syrian refugees in Jordan”. Op dit moment werkt zij aan de Haagse Hogeschool, als docente sociale wetenschappen bij de opleiding HBO-Rechten.
De persoon Dina Zbeidy, als moderator van een discussie in de “Israeli Apartheid Week”, wekt onmiddellijk weerstand bij de bestuurders van de universiteit. Kunnen Joodse studenten zich hier wel veilig voelen? Is er wel sprake van een debat, of is het een propaganda-bijeenkomst? Wordt de stelling überhaupt wel kritisch tegen het licht gehouden? Al gauw komt het voorstel om een onafhankelijke moderator te kiezen, zoals bijvoorbeeld het hoofd van Humanities. De organisatoren zijn echter niet voor rede vatbaar. Tot twee maal toe wordt het evenement afgezegd.
Vooral de bijsluiter bij het evenement wekt wantrouwen:
“Deze paneldiscussie zal de nadruk leggen op het belang van intersectionele solidariteit, aangezien alle systemen van onderdrukking met elkaar verbonden zijn. Van Zuid-Afrika tot Palestina, “we weten maar al te goed dat onze vrijheid niet compleet is zonder de vrijheid van de Palestijnen” (Nelson Mandela, 1977). Palestina steunen is mensenrechten steunen.
Nu vragen we u, studenten van vandaag, steunt u echt gelijkheid en gerechtigheid voor iedereen? Of maakt u uitzonderingen op basis van het buitenlands beleid van uw regering?
Laat ons zien waar je staat door te luisteren naar mensen die apartheid ervaren in plaats van te luisteren naar de architecten van racistisch apartheidsbeleid.“
Het is dus duidelijk dat de standpunten al vastgelegd zijn en dat er zeker niet naar andere geluiden geluisterd kan worden, want die worden als “architecten van racistisch apartheidsbeleid” beschouwd. Die houding van dogmatisch gelijk willen hebben en krampachtig allerlei termen uit de actiebeweging willen gebruiken is niet academisch en bevordert het debat niet. De laatste jaren zien we toch al een toename van antisemitische acties en gevoelens, bij zowel uiterst links, waar ik deze bijeenkomst dan maar even onder schaar, als ook bij uiterst rechts, zoals AFD in Duitsland en FVD in Nederland. Het schandalige WOB-verzoek, waarbij academici hun contacten met Joodse instellingen openbaar moeten maken, is een uitdrukking van die stemming.