communicatie, ICT, media, blog en publicatie

september 2022Monthly Archives

De Federatie van Vrije Socialisten in de jaren vijftig

De AIVD krijgt regelmatig verzoeken tot inzage in het persoonsdossier van voormalige activisten, die willen weten welke informatie deze inlichtingendienst over hen heeft verzameld. De bekendste Nederlander die dit heeft verzocht is de voormalige Provo Roel van Duijn. Hij heeft daarover het boek Diepvriesfiguur geschreven. Er zijn overigens ook activisten die nadrukkelijk geen inzage willen hebben. Voormalige buitenlandsecretaris van de Vrije Socialisten, Jan Bervoets, zegt daarover: “Ik weet zelf wat ik gedaan heb en het maakt mij niet uit wat anderen daarover opschrijven.

Wat mijzelf betreft, zou ik het alleen interessant vinden als er informatie in mijn persoonsdossier staat die alleen maar door één persoon verstrekt kan zijn. Ik wil mij echter niet meer teveel op het verleden richten en heb daarom ook geen verzoek gedaan. Als het gaat over opgevraagde documenten over organisaties, zet de AIVD die de laatste tijd online, zodat iedereen mee kan genieten. Daardoor kunnen we nu met de Federatie van Vrije Socialisten meelezen en leren daardoor ook meer over de anarchisten die ons voor zijn gegaan.

De anarchisten die sinds de jaren vijftig onder de naam “Federatie van Vrije Socialisten” en “Het Noordelijk Gewest (van Vrije Socialisten” optraden, werden door de voorganger van de AIVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in de gaten gehouden. Nu zijn deze documenten ook vrijgegeven. Aangezien ik ook van 1978 tot 1985 bij deze organisaties betrokken was, heb ik met veel belangstelling de documenten bestudeerd.

Fragment De Vrije Socialist 02 01 1937

Het vroegste verslag over een vergadering van de Federatie van Vrije Socialisten, dat de Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) heeft vrijgegeven, dateert van een dienstweigercongres in Hoogezand op 11 december 1954. In zaal Regenboog waren op die zaterdagavond tachtig jonge mensen verzameld, die luisterden naar een toespraak over dienstweigeren. De avond werd geopend door de voorzitter van de Noordelijke Vrije Socialisten.

De aanwezigen werden meteen al terechtgewezen, omdat de spreker van mening was dat vooral in de noordelijke provincies, de dienstweigeraars te weinig principieel waren en te weinig over politiek wisten. Om voor de krijgsraad een serieuze kans te maken, is het van belang de kranten te lezen en te weten wat geweld was en welke principieel standpunt de rekruut daar tegenover stelde. Het is niet voldoende voor een jongeman te dienstweigeren om jouw vader al dienstweigeraar was.

Mijn commentaar: Deze laatste opmerking over dienstweigeren ,omdat jouw vader ook dienst heeft geweigerd, laat zien dat de anarchistische beweging in de jaren vijftig sterk op de voor-oorlogse periode gericht was. Vóór de oorlog was er een sterke antimilitaristische beweging actief geweest. Door het geweld van de Spaanse burgerloorlog en de Tweede Wereldoorlog was deze beweging grotendeels teloor gegaan. Voormalige anarchisten als Anton Constandse en Arthur Lehning keken verbitterd terug op die tijd. De beweging kwam door de Koude Oorlog bovendien in de verdrukking.

Tijdens de discussie na de pause werd er vooral op de opmerking over het krantenlezen ingegaan. Enkele vragenstellers waren van mening dat achttienjarige rekruten geestelijk nog niet rijp genoeg waren om alles te begrijpen wat in de kranten stond. Bovendien was er te weinig geld om goede lectuur over de kwestie van oorlog en geweld te kopen.

De volgende ochtend werd het congres van Vrije Socialisten voortgezet en waren er slechts 35 mensen in de zaal aanwezig. De voorzitter sprak zijn teleurstelling hierover uit. Het ideaal van een “Algehele Ontwapening” werd in diverse toespraken ter berde gebracht. Er werd discussie gevoerd over de vraag of een supra-internationale politiemacht in de plaats van legers van nationale staten moest komen. Dat idee werd echter door de meeste aanwezigen afgewezen. Vooral het woord “politie” stuitte de dames en heren anarchisten tegen de borst.

Mijn commentaar: De teleurstelling over de geringe opkomst blijkt een gevoel te zijn dat tot in de jaren tachtig steeds weer werd verwoord. De anarchisten denken een hele brede beweging te zijn en een ideaal te verwoorden dat toch iedereen aan moet spreken. Toch zijn er in al die jaren na de oorlog maximaal tweeduizend mensen geweest die het idee van een samenleving zonder staat en tegelijkertijd een algehele ontwapening, aanhangen. We kunnen lacherig doen over de spreker die met een “supra-internationale politiemacht” op de proppen komt. Toch probeert de spreker op die manier een concrete invulling van het ideaal voor te stellen. Veel van de anarchisten komen niet eens zover.

In de vrijgegeven stukken over de Federatie bevindt zich nog een tweede uitgebreider verslag over het congres in Hoogezand. Aangezien de verslagen er qua stijl en inhoud niet als notulen uitzien, mogen we er van uitgaan, dat er twee informanten aan het congres deel hebben genomen. Een derde document over dit dienstweigercongres betreft een samenvatting voor de BVD.

Behalve de hang naar het verleden en het idealiseren van de massa-beweging tegen de militarisering, zijn er nog andere beweegredenen zich bij de anarchistische Federatie van Vrije Socialisten aan te sluiten. Het was midden in de Koude Oorlog en het sympathiseren met het communisme is niet populair. De opstand in Hongarije moest een jaar later nog uitbreken, maar het autoritaire socialisme van De Sovjet Unie was toen al niet populair. Als je dan toch droomt van een samenleving die op gelijkheid is gebaseerd, dan is het vrije socialisme een goed alternatief.

De teleurstelling over lage opkomst en de heimwee naar het verleden komt in de volgende vergadering van Vrije Socialisten, op 20 februari 1955 in Utrecht, weer goed tot volle bloei. Eerst wordt fijntjes geconstateerd, dat de beweging in Utrecht wel een steuntje in de rug kan gebruiken, waarna de lage opkomst wordt betreurd. Eén van de kameraden krijgt het woord en begroet op emotionele en geestdriftige wijze een gast die rond de Eerste Wereldoorlog als spreker heeft opgeroepen tot dienstweigering. “Het oude vuur is nog steeds niet geblust”, constateert hij tevreden.

De volgende spreker op het congres in Utrecht houdt een wetenschappelijk betoog over de verschillen tussen de schrijvers Sartre en Camus, dat de meeste aanwezigen niet begrijpen. De hang naar autoritair socialisme door de schrijver Sartre wordt verklaard uit zijn Rooms-Katholieke opvoeding. Camus daarentegen, had een Franse vader een een Spaanse moeder, hetgeen zijn voorkeur voor anarcho-syndicalisme begrijpelijk maakt. De uitéénzetting over het begin van het anarchisme in Rusland, waar de aanhangers van deze stroming de gewoonte hadden met bommen hoogwaardigheidsbekleders uit de weg te ruimen, werd kritiekloos aangehoord.

In alle volgende verslagen van vergaderingen van de Federatie van Vrije Socialisten, in Rotterdam, Amsterdam en Groningen, staan opmerkingen over de te lage opkomst, de verdeeldheid en gebrek aan slagkracht. Tijdens de vergadering op 2 oktober 1955 is sprake van wel vijf verschillende anarchistische groeperingen, hetgeen als ongewenste verdeeldheid wordt geïnterpreteerd. De sprekers geven verschillende redenen voor de “verslapping van het anarschistisch-socialistische ideaal”. Op het besloten congres op 22 en 23 oktober 1955 te Groningen, wordt geanalyseerd, dat de ideeën van het anarchisme aan de huidige tijd aangepast moeten worden, met als resultaat: “Lichtende wegwijzers moeten geplaatst worden, op weg naar het ideaal”.

Standbeeld van Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Mijn leven met de Federatie van Vrije Socialisten

De afgelopen jaren heb ik op deze website en op het keesjemaduraatje blog veel over extreem-links en andere extremistische organisaties geschreven. Sinds 2005 is helemaal niemand op het idee gekomen, dat deze belangstelling misschien iets met mijzelf te maken zou kunnen hebben. Alleen de emeritus hoogleraar Meindert Fennema wierp mij voor, dat ik in mijn jonge leven zoveel fouten had gemaakt, dat ik waarschijnlijk nu boete en rekenschap wilde afleggen. Dat zou de reden kunnen zijn, dat ik het boek “Vijftig Jaar Palestina Komitee” had geschreven. Tijd dus, om nu eindelijk een boekje open te doen en open kaart te spelen.

Tijdens mijn middelbare schooltijd in Castricum was ik al op het anarchistische tijdsschrift De Vrije Socialist geabonneerd. Nadat ik in 1978 naar de Amsterdamse staatsliedenbuurt was verhuisd, ten einde op de VU, culturele antropologie te studeren, meldde ik mij meteen aan bij het in het tijdschrift vermeldde contactadres van de Federatie van Vrije Socialisten.

Monument voor Jo de Haas

Ik vervoegde mij op een middag op een adres in de Amsterdamse Quellijnstraat en stommelde een steile trap op. Op de derde verdieping aangekomen, was de genoemde contactpersoon stomverbaasd dat ik voor de Federatie van Vrije Socialisten kwam, want die was opgeheven en bovendien bestond die niet meer en wat had ik er te zoeken. Dat was voor mij een bittere teleurstelling, want tenslotte waren de woelige jaren zestig al mij voorbij gegaan en bevond ik mij in de saaie jaren zeventig. Nu ging de serieuze anarchistische organisatie Federatie van Vrije Socialisten ook nog aan mijn neus voorbij.

Ik herinnerde mij, dat ik in 1976 op de veerboot van Sheerness naar Vlissingen, de oude provo Robert Jasper Grootveld was tegengekomen. Die vertelde mij bij die gelegenheid, dat de Provo’s op een gegeven moment zichzelf anarchisten waren gaan noemen. Daarop werd het groepje rond Rob Stolk en Roel van Duijn bij de officiële organisatie van anarchisten ontboden om te vragen wat dat te betekenen had en om te onderzoeken of ze wel door de ballotage commissie zouden komen. Deze Vrije Socialisten werden door Robert Jasper als, “de dames en heren anarchisten” beschreven. Tegenover het adres op de Quellijnstraat had Rob Stolk een drukkerij, zodat ik in de tien jaar daarna nog regelmatig met de ex-Provo heb kunnen converseren. Hij was nog steeds kritisch over de Federatie die hij als zijnde “arbeideristisch” beschouwde.

De weken na mijn eerste kennismaking met de officiële organisatie van het anarchisme, belde ik vanaf de telefooncel op het van Limburg Stirumplein regelmatig met mijn anarchistische contactpersoon, en na lang aandringen kreeg ik dan de datum van een vergadering in een zaaltje in de Bethaniëndwarsstraat. Daar ben ik heen gegaan en heb de contacten gelegd die de tien jaren daarna mijn leven drastisch hebben bepaald. Aangekomen bij het zaaltje, natuurlijk precies op tijd, want gereformeerd en uit de provincie, maakte ik kennis met de gewoonte van Amsterdamse activisten altijd te laat te komen. Bovendien was er niet voor sleutels gezorgd, zodat we naar een privé-woning op de Nieuwmarkt moesten uitwijken.

Kampeerterrein tot vrijheidsbezinning

Pas tijdens Pinksteren 1979 kreeg ik de mogelijkheid op de camping “Tot Vrijheidsbezinning” kennis te maken met het “Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten”. Ieder jaar gingen de dames en heren anachisten, waar ik inmiddels ook toe behoorde, in een busje of met de trein, helemaal naar Appelscha, om tijdens de Pinksterlanddagen ons in het extreem-linkse gedachtegoed onder te dompelen. De vrijheidsbezinning was slechts beperkt tot de vrijheid van de staat en vrijheid van dienstplicht, maar strekte zich niet tot alle segmenten van het leven uit. De oude garde van de Federatie was streng geheelonthouder, zodat er geen drank en drugs op het terrein werden getolereerd. Voor de Amsterdamse harde kern van anarchisten was dat een reden om buiten het kamp, in een afgelegen dal, te kamperen. Op een gegeven moment ondervonden we meer tolerantie van de regelmatig opduikende boswachter, dan van de oude leden van het Noordelijk Gewest.

Een opmerkelijk detail waar ik in het licht van de huidige diversiteits- en klimaathysterie nog op wil wijzen is, dat er in die jaren gewoon met vlees werd gekookt en ik zelf daar, veel mensen willen dit niet geloven, de enige vegetariër was. Dit principe, en mijn geheelonthouding, werd door de Amsterdamse anarchisten met gehoon begroet. Je kan je serieus afvragen waarom ik niet gewoon met de antropologen naar de kroeg ging en waarom ik mij zo nodig met het thema anarchisme wilde bezighouden. Over sommige dingen moet je niet nadenken.

Dit alles ter inleiding van een serie artikelen die ik op dit blog de komende tijd wil schrijven en die de Federatie van Vrije Socialisten in de periode van 1955 tot en met 1978 beslaat. De aanleiding is een inzageverzoek bij de AIVD over de federatie, hetgeen beloond is met zeven zip-bestanden vol met informatie. Ik heb dit inzageverzoek niet zelf gedaan, maar het is wel van de AIVD-website te downloaden. Om alvast een voorproefje te geven. De BVD en later AIVD hebben sinds de jaren vijftig jaarlijks een lijst met extremistische organisaties gemaakt. De Federatie van Vrije Socialisten staat ook op de lijst en werd dan ook sinds 1955 in de gaten gehouden. Ik was dus een extremist en dat is ook wel eens leuk om te vertellen.