communicatie, ICT, media, blog en publicatie

mijn levenCategory Archives

De verontwaardigde bespioneerde

Verschillende bekende Nederlanders, zoals Roel van Duin, Derk Sauer, Abram de Swaan en leden van het Nederlands Auschwitz Comité, vragen zich verontwaardigd af, waarom de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) hen jarenlang volgde en veel informatie over hen verzamelde. Het Parool schrijft zelfs een hele serie over het thema. Voor zover de bespioneerde niet meer leeft, zijn er nu weer anderen die verontwaardigd zijn. Het communistische tijdschrift Jacobin schrijft bijvoorbeeld over het BVD dossier van de RAF advocaat Pieter Herman Bakker Schut (1941-2007). … Continue reading »

Tentoonstelling over Curt Bloch in Berlijn

Tachtig jaar na het publiceren van de illegale antifascistische cabaretteksten van Curt Bloch in het “Onderwater Cabaret”, komen de teksten en ontwerpen van de Duitse Joodse schrijver eindelijk weer boven water en worden in het Joodse Museum te Berlijn tentoongesteld. … Continue reading »

Mijn leven met de Federatie van Vrije Socialisten

De afgelopen jaren heb ik op deze website en op het keesjemaduraatje blog veel over extreem-links en andere extremistische organisaties geschreven. Sinds 2005 is helemaal niemand op het idee gekomen, dat deze belangstelling misschien iets met mijzelf te maken zou kunnen hebben. Alleen de emeritus hoogleraar Meindert Fennema wierp mij voor, dat ik in mijn jonge leven zoveel fouten had gemaakt, dat ik waarschijnlijk nu boete en rekenschap wilde afleggen. Dat zou de reden kunnen zijn, dat ik het boek “Vijftig Jaar Palestina Komitee” had geschreven. Tijd dus, om nu eindelijk een boekje open te doen en open kaart te spelen.

Tijdens mijn middelbare schooltijd in Castricum was ik al op het anarchistische tijdsschrift De Vrije Socialist geabonneerd. Nadat ik in 1978 naar de Amsterdamse staatsliedenbuurt was verhuisd, ten einde op de VU, culturele antropologie te studeren, meldde ik mij meteen aan bij het in het tijdschrift vermeldde contactadres van de Federatie van Vrije Socialisten.

Monument voor Jo de Haas

Ik vervoegde mij op een middag op een adres in de Amsterdamse Quellijnstraat en stommelde een steile trap op. Op de derde verdieping aangekomen, was de genoemde contactpersoon stomverbaasd dat ik voor de Federatie van Vrije Socialisten kwam, want die was opgeheven en bovendien bestond die niet meer en wat had ik er te zoeken. Dat was voor mij een bittere teleurstelling, want tenslotte waren de woelige jaren zestig al mij voorbij gegaan en bevond ik mij in de saaie jaren zeventig. Nu ging de serieuze anarchistische organisatie Federatie van Vrije Socialisten ook nog aan mijn neus voorbij.

Ik herinnerde mij, dat ik in 1976 op de veerboot van Sheerness naar Vlissingen, de oude provo Robert Jasper Grootveld was tegengekomen. Die vertelde mij bij die gelegenheid, dat de Provo’s op een gegeven moment zichzelf anarchisten waren gaan noemen. Daarop werd het groepje rond Rob Stolk en Roel van Duijn bij de officiële organisatie van anarchisten ontboden om te vragen wat dat te betekenen had en om te onderzoeken of ze wel door de ballotage commissie zouden komen. Deze Vrije Socialisten werden door Robert Jasper als, “de dames en heren anarchisten” beschreven. Tegenover het adres op de Quellijnstraat had Rob Stolk een drukkerij, zodat ik in de tien jaar daarna nog regelmatig met de ex-Provo heb kunnen converseren. Hij was nog steeds kritisch over de Federatie die hij als zijnde “arbeideristisch” beschouwde.

De weken na mijn eerste kennismaking met de officiële organisatie van het anarchisme, belde ik vanaf de telefooncel op het van Limburg Stirumplein regelmatig met mijn anarchistische contactpersoon, en na lang aandringen kreeg ik dan de datum van een vergadering in een zaaltje in de Bethaniëndwarsstraat. Daar ben ik heen gegaan en heb de contacten gelegd die de tien jaren daarna mijn leven drastisch hebben bepaald. Aangekomen bij het zaaltje, natuurlijk precies op tijd, want gereformeerd en uit de provincie, maakte ik kennis met de gewoonte van Amsterdamse activisten altijd te laat te komen. Bovendien was er niet voor sleutels gezorgd, zodat we naar een privé-woning op de Nieuwmarkt moesten uitwijken.

Kampeerterrein tot vrijheidsbezinning

Pas tijdens Pinksteren 1979 kreeg ik de mogelijkheid op de camping “Tot Vrijheidsbezinning” kennis te maken met het “Noordelijk Gewest van Vrije Socialisten”. Ieder jaar gingen de dames en heren anachisten, waar ik inmiddels ook toe behoorde, in een busje of met de trein, helemaal naar Appelscha, om tijdens de Pinksterlanddagen ons in het extreem-linkse gedachtegoed onder te dompelen. De vrijheidsbezinning was slechts beperkt tot de vrijheid van de staat en vrijheid van dienstplicht, maar strekte zich niet tot alle segmenten van het leven uit. De oude garde van de Federatie was streng geheelonthouder, zodat er geen drank en drugs op het terrein werden getolereerd. Voor de Amsterdamse harde kern van anarchisten was dat een reden om buiten het kamp, in een afgelegen dal, te kamperen. Op een gegeven moment ondervonden we meer tolerantie van de regelmatig opduikende boswachter, dan van de oude leden van het Noordelijk Gewest.

Een opmerkelijk detail waar ik in het licht van de huidige diversiteits- en klimaathysterie nog op wil wijzen is, dat er in die jaren gewoon met vlees werd gekookt en ik zelf daar, veel mensen willen dit niet geloven, de enige vegetariër was. Dit principe, en mijn geheelonthouding, werd door de Amsterdamse anarchisten met gehoon begroet. Je kan je serieus afvragen waarom ik niet gewoon met de antropologen naar de kroeg ging en waarom ik mij zo nodig met het thema anarchisme wilde bezighouden. Over sommige dingen moet je niet nadenken.

Dit alles ter inleiding van een serie artikelen die ik op dit blog de komende tijd wil schrijven en die de Federatie van Vrije Socialisten in de periode van 1955 tot en met 1978 beslaat. De aanleiding is een inzageverzoek bij de AIVD over de federatie, hetgeen beloond is met zeven zip-bestanden vol met informatie. Ik heb dit inzageverzoek niet zelf gedaan, maar het is wel van de AIVD-website te downloaden. Om alvast een voorproefje te geven. De BVD en later AIVD hebben sinds de jaren vijftig jaarlijks een lijst met extremistische organisaties gemaakt. De Federatie van Vrije Socialisten staat ook op de lijst en werd dan ook sinds 1955 in de gaten gehouden. Ik was dus een extremist en dat is ook wel eens leuk om te vertellen.



Een weekend in Hotel Gaia te Diepenveen

“Volgens mij zijn we in handen van een antroposofische sekte of een ‘new age’- woongemeenschap gevallen. Maar laten we proberen het beste ervan te maken. We kunnen naar beneden gaan en op het terras gaan zitten. Misschien valt er met die hippies beneden nog wat te lachen.“

Hotel Gaia, van buiten, prachtig

Zo probeerde ik twee weken geleden, na aankomst in Hotel Gaia in Diepenveen de moed er nog een beetje in te houden. Het was natuurlijk weer mijn eigen schuld, want de recensies op Booking.com en Tripadvisor spreken boekdelen. “Een leuk hotel voor mensen die van de sfeer van de kringloopwinkel houden”, was nog één van de positiefste oordelen over dit hotel. De slechtste beoordeling van mei dit jaar ging zo: “De manier waarop het personeel en de eigenaar met klachten omgaat. Er werd zelfs gelogen over wie de eigenaar was en het daardoor leek dat niemand iets voor ons kon betekenen. De gehuurde ruimte stonk erg en de hygiëne was ver te zoeken. De beleving was tegengesteld aan de verwachting die de foto’s geven. Uiteindelijk is Booking.com ons tegemoet gekomen met een financiële compensatie omdat het hotel dit weigerde. Schandalig.”

Ik was zo blij een hotel gevonden te hebben, dat op slechts tweehonderd meter van ons vroegere huis in Deventer lag, dat ik zonder de recensies te lezen, meteen geboekt had. Van 1960 tot 1967 woonden we aan de rand van Deventer in de vervallen buurt Platvoet. Sommige huizen waren al afgebroken en de kelders, gevuld met water, gaapten je tegemoet. Daar speelden wij als kinderen tussen. ’s Ochtends liep ik langs het zandpad, genaamd, achterweggetje, naar de Christelijke Nationale Juliana school te Deventer, terwijl teckels mij keffend en bijtend achterna zaten. Het is eigenlijk een wonder, dat ik nu zo’n angstvrije en uitgebalanceerde volwassen boomer ben geworden.

Café “De Platvoet”, zoals het was.

De foto’s van het hotel zagen er mooi uit. Een prachtig oud slot, gebouwd door Albertus Jacobus Duymaer van Twist, oud-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, in heldere gelige kleuren. De foto’s van de kamers laten strakke moderne vormen zien. Wat kan er mis gaan? Ik betaalde 713,70 Euro voor een verblijf in een appartement van zaterdag tot maandagochtend. De geachte lezer zal mij nu achteraf voor gek verklaren, en terecht. Vorig jaar in Andijk betaalden we ruim 800 Euro voor een huisje en dat was allemaal prima geregeld. Dus ik heb niet bij deze prijs stilgestaan.

Op de dag voor vertrek las ik nog eens goed na, of we beddengoed mee moesten nemen en wat er in het appartement aanwezig was. Heel ‘sneaky’ stond er tussen de beschrijving van de aanwezige föhn en het beddengoed, dat de bovenste verdiepingen per trap bereikbaar zouden zijn. Ik belde het hotel en kreeg te horen, dat het appartement op zolder lag. Alleen bereikbaar per trap. Mijn moeder is 91 jaar pud en moest dus drie trappen op. Omboeken was niet mogelijk en een andere kamer niet beschikbaar.

De gang van het 'appartement'

Op de dag van aankomst struikelde mijn oude moeder al meteen over een opgekruld tapijt in de ingang. Het antwoord van de verantwoordelijke medewerker was al meteen een goede illustratie van de service-bereidheid van het personeel van Hotel Gaia. “U zag het toch?” voegde de baliemedewerker mijn moeder in plat Sallands toe. Toen moesten we nog naar boven. Na de drie trappen toch maar naar boven gezeuld te zijn, waarbij mijn moeder haar beste beentje voor zette, zeeg de moed der wanhoop al snel naar een dieptepunt. Een donker hol, onder het dak. De balken niet geverfd. Gehaakte sprei in de kleuren oranje en bruin, uit de jaren vijftig, op het bed.

Kamer 2

Mijn moeder begon al meteen over de oorlog. “Anne Frank had het in het Achterhuis ook niet makkelijk.” Ik probeerde deze volkomen misplaatste vergelijking al meteen de kop in te drukken, maar dat mocht niet baten. De toon was reeds gezet. “Vluchtelingen moeten tegenwoordig ook nemen wat ze aangeboden wordt” vervolgde mijn moeder haar relaas. Ik wilde uitleggen, dat de vluchtelingen in Ter Apel een mooie zomerwoning aangeboden krijgen, waar een nieuwe Miele wasmachine voor de nodige reinheid zorgt. Bovendien hoeven ze daar niet voor te betalen. Het precieze bedrag dat ik voor dit hok in Diepenveen had betaald, wilde ik niet kwijt. Ze zou mij zonder schroom uitlachen, dat wist ik nu al.

De grote kamer

We inspecteerden de keuken van het appartement en kwamen tot de conclusie dat we daar niet in konden koken. Geen oven, geen magnetron en een incomplete set aan kookgerei. Er stonden wel een paar bordjes, die de eigenaren van de rommelmarkt geplukt hadden, maar geen soepkommen of ontbijtborden. De keuken was al net zo slecht als de rest van het appartement. Bij het inchecken hadden we een tafel beneden in het vegetarische restaurant gereserveerd. Omdat we toch niet konden koken in dit hol en omdat we snel weg wilden zijn, gingen we toch maar naar beneden om te zien of de vegetarische maaltijd dan tenminste goed was.

Het servies

Hotel Gaia heeft een prachtig terras met een mooi uitzicht. Aangezien de meeste mensen toch nog een voldoende voor deze kenmerken geven, krijgt dit hotel wel de algemene beoordeling ”voldoende” mee. We kregen een mooie tafel toegewezen en wilden al beginnen met de welverdiende ontspanning, waarvoor deze reis uiteindelijk bedoeld was. De twee dames naast ons lieten echter op luide toon weten, niet tevreden te zijn, over de verstrekte broodplank met sausjes. De sausjes smaakten namelijk nergens naar. De iets oudere ober, die naar later onderzoek bleek de eigenaar te zijn, maakte zich er met een heel flauwe opmerking vanaf: “Ik heb de sausjes zelf niet geproefd”. Aangezien ik mij voorgenomen had, te gaan ‘lachen met hippies op het terras’ wendde ik mij van mijn vrouwelijk gezelschap, zijnde mijn eigen vrouw en mijn oude moeder, af en bemoeide mij met de dames naast mij. “Als iemand in dit etablissement een opleiding hotelschool had gehad, dan zouden ze gewoon nieuwe sausjes brengen”, mengde ik mij in de discussie.

De zoldertrap

Eén van de dames liet weten al vierendertig jaar in Denemarken te wonen en daar nog nooit zo’n slechte service te hebben ondervonden. De andere dame vertelde dat ze in Utrecht woonde, maar binnenkort naar Deventer zou gaan verhuizen. “Wat zou een reden kunnen zijn vanuit Utrecht naar Deventer te verhuizen”, vroeg ik haar. Het antwoord kwam kort en duidelijk: “De rust, want hier gebeurt nooit iets.” Ze was vorig jaar oktober ook al in dit hotel geweest en had toen in een ijskoude kamer zonder verwarming geslapen.

De Deense dame had intussen een ovenschotel met moussaka voor haar neus staan, maar was daar niet tevreden over. Ze wees naar de moussaka die bij mij was opgediend en vroeg aan de ober: “ Waarom is zijn moussaka mooi en fris en waarom is mijn moussaka zwart en bruin. Dat kan toch niet goed zijn?” De ober had er geen gepast antwoord op en liep weg. Ik begon mijn eigen moussaka op te eten.

Kunst op de trap

“Moussaka is een traditioneel gerecht gemaakt op basis van aubergine, afkomstig van de Griekse kok Tselementes, die alle gerechten uit de tijd van het voormalige Ottomaanse Rijk wilde bannen. Hij schreef in het begin van de twintigste eeuw een kookboek met onder meer het recept van moussaka.” De kok van Hotel Gaia had kennelijk besloten niet alleen de ingrediënten uit het Ottomaanse rijk te weren, maar ook de Griekse aubergine te vervangen door aardappelen en courgettes. Aangezien deze kok bovendien niet kon koken had hij de groente er rauw ingestopt en met een rode saus overgoten. Ik zat dus gewoon rauwe aardappel te eten. De Deense vrouw was intussen in mij geïnteresseerd geworden en vroeg hoe de moussaka bij mij smaakte. “Ontzettend slecht”, deelde ik haar mede.

Plastic fruit


Op de wand van de schamele keuken van het appartement prijkte een visitekaartje, waarop duidelijk werd gemaakt, dat alleen in geval van heel grote nood, naar de eigenaren gebeld mocht worden. Er staan twee mobiele telefoonnummers op. Aangezien het internet van het hotel het slechts bij tijd en wijle deed, hetgeen mij al helemaal niet meer verbaasde, kon ik niet opzoeken of er op het internet nog meer over deze mensen te vinden was. Later die week, vond ik het hele tragische verhaal van de eigenaren. De vrouw was ooit student kunst aan de hogeschool Enschede, hetgeen de aanwezigheid van enorme schilderijen her en der in het gebouw verklaarde. Geen hotelschool gedaan, waarom zou je ook.

Een donker hol

Samen met de mannelijke eigenaar had deze mislukte kunstenares ook nog een kasteel in Olst gekocht, dat alleen voor recepties en partijen ter beschikking stond. De ‘reviews’ van dat kasteel waren al net zo slecht als van Hotel Gaia. Blijkbaar was er nog geen instantie ter wereld op het idee gekomen om aan deze ellende en oplichterij een einde te breien. Op de muur van het hotel stonden zelfs vier sterren van HotelStars.eu. Voordat deze Bonnie en Clyde aan het kastelenavontuur begonnen, hadden ze eerst een restaurant in Deventer gehad, maar dat project mislukte. Daarna waren ze een ‘Australisch restaurant’ in Raalte begonnen, waarvan de beoordelingen eerst lovend waren, totdat ook deze droom in rook opging en ze de uitspanning verkochten. De droom is er steeds geweest, maar door de schuld van anderen, bijvoorbeeld klagende gasten, kon die droom geen werkelijkheid worden. Dat is kort samengevat de levensbeschrijving van dit echtpaar.

Mooi uitzicht

De boog kan niet altijd gespannen staan, moeten de eigenaren en het personeel van Hotel Gaia gedacht hebben. Altijd maar in de weer met het verzorgen van gasten en alle wensen van deze notoir ontevredenen te vervullen. Laten we een dag in de week vrij nemen en ons die dag in de week eens bezighouden met de écht belangrijke dingen in het leven, kunst bijvoorbeeld. Zo kon het komen, dat vanaf tien uur zondags ’s avonds, alle medewerkers en personeel verdwenen waren. Midden in de zomer! Uit voorzorg hadden ze nog wel de deur naar de benedenverdieping op slot gedaan. Ze waren zeker bang dat we de meubels naar de kringloopwinkel terug zouden brengen. De enige uitgang bestond uit een smalle trap aan de achterzijde, waar vroeger het personeel van de oud-gouverneur van Ons Indië langs geslopen was. Mijn moeder moest dus op maandagochtend weer drie trappen af, maar moest zich daarbij wel stevig vasthouden en niet struikelen.

De gezellige zolder

Het ontbijt van de maandag stond klaar in de koelkast. Er waren nog drie groepjes gasten over. Voor elke groep een papieren zak met hompen brood uit de Biologisch Dynamische winkel van het dorp Diepenveen. “Vroeger hadden we niks”, zei mijn moeder, toen ze de dikke plakken door haar keel moest wurmen. “Nee, moeder, vroeger hadden jullie niks, de Duitsers hadden alles opgegeten”, probeerde ik de moed erin te houden. “Op houten banden reden jullie naar het verzet en jullie hadden niks.”

Hompen brood
Verdroogde korenstengels als decoratie
Bestekla
Gezellig zitje
Badkamer

De idealen van Kraakgroep Indische Buurt

Nooit gedacht, dat ik ooit nog eens Wijnand Duijvendak zou gaan verdedigen. Toch gebeurde het afgelopen zaterdag tijdens een “Kohl und Pinkel Fahrt” in het Noord-Duitse Sulingen. Een alte Genossin beklaagde zich bij mij over het optreden van de voormalige aanvoerder van de Kraakgroep Indische Buurt, Wijnand Duijvendak, tijdens een verkiezingscampagne in de Oosterpoort te Groningen. Duijvendak is de campagneleider van Groenlinks.

“Wat een persoonsverheerlijking van die Jesse Klaver”, dat zou vroeger in de kraakbeweging onmogelijk zijn geweest. “Wat denkt die Wijnand Duijvendak eigenlijk wel? Dat hij de campagne van Jezus Christus in hoogst eigen persoon aan het voeren is?  Waar zijn die man zijn idealen gebleven? Om één iemand zo omhoog te steken en als een soort tweede Obama een zaal in te laten lopen!” Zo ging het nog een tijdje door. Geen spaan bleef er heel, van de eens zo dappere revolutionair.

Nu voelde ik toch de behoefte om de gewaardeerde vrouwelijke kameraad van repliek te dienen. “We zijn allemaal van  standpunt veranderd. Waarom zou Wijnand niet mogen veranderen?  Hij is een marketing mannetje geworden. Hij zou ook wasmiddel of auto’s kunnen verkopen op deze manier. Nou én?

Eerst beweren we dat Wijnand nog nooit een bedrijf van binnen heeft gezien en nu hij een keer een beetje succes met marketing heeft, is het weer niet goed.”

Intussen liepen we door het Noord-Duitse landschap en waren al aan onze vierde bier toe. Aan het einde van de wandeltocht met versnaperingen wachtte ons een heuse boerenkoolmaaltijd. De stemming was goed maar de kwestie Duivendak bracht toch wat spanning met zich mee.

“En wat wij allemaal hebben opgebouwd, in de kraakbeweging. Een vrouwengezondheidscentrum, een buurtwinkel, een eigen kroeg, naailes voor Marokkaanse vrouwen, taalles voor Marokkaanse mannen, een vrouwencafé, een kraakspreekuur, Noem allemaal maar op. Waar zijn die idealen nou gebleven?

Het  enige waar die Duijvendak en Groenlinks nog over na kunnen denken is, hoe ze Klaver als een soort Trudeau of een Obama kunnen verkopen aan het Nederlandse kiezerspubliek. De idealen zijn weg. Het is een persoonscultus geworden, zonder inhoud.”

De stemming was aan het om slaan. Dat was wel duidelijk. Misschien was mijn gewaardeerde oude strijdmakster in de jaren tachtig blijven steken of misschien had ze wel een punt. Het was alleen zaak, Wijnand Duijvendak niet tot splijtzwam in de beweging te  laten worden. Gelukkig was de uitspanning met boerenkoolmaaltijd al in zicht.

Neem er nog één. Proost!

Duitser willen zijn

“Ich bin ein Deutscher; ich bin hier geboren!”, dat is één van de laatste woorden die Ali David Sonboly, de terrorist die in juli 2016 in München negen mensen doodschoot en daarna de hand aan zichzelf sloeg, sprak. De reactie van de man die hem uitschold, vastgelegd op een youtube-filmpje, maakte het hele probleem met de Duitse- nationaliteit en -identiteit duidelijk: “Was macht dich zum Deutscher? Du bist ein Kanaker”.

Er zijn twee volkeren waar het moeilijk, zo niet onmogelijk is, erbij te gaan horen: Duitsers en Japanners. Bij Japanners nemen we een symbiotische eenheid tussen etnische identiteit, nationaliteit en  taal waar. Iedereen weet wie een Japanner is en waarom zou je erbij willen horen? Bij Duitsers is dat moeilijker te definiëren.

Er zijn een paar momenten in de geschiedenis waar duidelijk werd wie Duitser is en wie niet. Na de val van de muur kwam er een migratie van Rusland-Duitsers naar West Duitsland op gang. De Duitse regering accepteerde iedereen die opgaf een Duitse identiteit te hebben. Vaak waren dat nakomelingen van Duitsers die in de zeventiende eeuw naar oostelijke gebieden getrokken waren. Duitsers uit Rusland, Kazachstan, Bulgarije, Ost-Preussen, Oekraïne etc. In die tijd werd vaak de grap gemaakt dat het al voldoende was als je een volwassen Duitse herder meenam om als Duitser geaccepteerd te worden. Kenmerken van het Duits-zijn waren taal (vaak een verbasterde versie van het Platt-Deutsch), afkomst, naam en het feit dat je door de omgeving als “Duits” werd beschouwd.

Deze Rusland-Duitsers hadden de tien jaren erna een grote moeite in de Duitse samenleving te integreren en geaccepteerd te worden. Vechtpartijen in discotheken, prostitutie en drugshandel werden vaak in verband met Rusland-Duitsers gebracht. Doordat de identiteit van deze immigranten duidelijk was (Duits) en door huwelijken en aanpassing, is dat probleem nu opgelost.

Een veel dramatischer moment in de Duitse geschiedenis is de Anschluss, toen Hitler Oostenrijk en Sudetenland inlijfde met het argument dat er Duitsers woonden. De Duitse identiteit, hoewel vaag omschreven, was een argument voor creëren van Lebensraum.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog begonnen private organisaties een campagne om mensen die ze als Duits beschouwden “Heim ins Reich” te transporteren. Enkele jaren later werd deze organisatie overgenomen door de SS.  Vanuit Bulgarije werden bijvoorbeeld de Bulgarije-Duitsers per boot via de Donau terug naar Duitsland gebracht. Onderzoek wijst uit dat het begrip Bulgarije-Duitser zeer vaag is en wetenschappelijk niet goed gedefinieerd. Sommige ‘Bulgarije-Duitsers’ waren afstammeling van immigranten uit de zeventiende eeuw en andere kwamen helemaal niet uit Bulgarije, maar waren jaren daarvoor uit Rusland verdreven. Ook hier was het belangrijkste criterium dat anderen deze mensen als Duitser definieerden. In het derde Rijk aangekomen werden de Bulgarije-Duitsers door de rassen-experts van de SS geselecteerd en sommigen als niet-Arisch zijnde, opgesloten en tewerkgesteld.

De Duitse nationaliteit is pas heel laat geaccepteerd en vorm gegeven. Tot 1848 werden burgers die de Duitse eenheid nastreefden nog opgesloten. In die tijd was nationalisme een vooruitstrevende gedachte die vervolgd moest worden. De schrijver van het Duitslandlied, August Heinrich Hoffmann von Fallersleben, werd vanwege het schrijven van dit lied verbannen uit Pruisen (Duitsland bestond nog niet) en pas na 1848  weer toegelaten.

Tot 1867 bestond er geen Duitsland, maar er waren wel Duitsers. Geen wonder dat de Duitsers een tegenstrijdige relatie met hun eigen identiteit hebben. Des te pijnlijker is het dus, als ik van mijn eigen kinderen moet horen, dat Nederland “tot in de Middeleeuwen nog bij Duitsland hoorde”. Welk Nederland en welk Duitsland, vraag ik dan.

De jonge Turken en dus ook jonge Iraniërs, zoals Ali David Sonboly, hebben het veel moeilijker om als Duitser geaccepteerd te worden. Zelfs als je in Duitsland geboren bent, Duits spreekt, bier drinkt, Bratwurst eet en naar Deutschland Sucht Den Superstar op TV kijkt, dan nog wordt je op straat uitgescholden voor ‘Kanaker’ (iets als zandneger). Dus het valt echt niet mee.

Ali David Sonboly zette zich tegen de jongeren die hij als buitenlander beschouwde af en koesterde zelfs een grote haat tegen Turken Hij pleegde uiteindelijk zelfs een massa-moord op hen, Dit is een dramatische afloop van het onmogelijke proces persé Duitser te willen zijn, maar het niet kunnen worden.

IJs eten in Sulingen

Ik weet niet of jullie het wisten, maar als Duitsers gaan fietsen, is dat altijd in groepsverband en altijd met een krat bier of een fles schnaps erbij. Op elke kruising van wegen wordt er even stilgestaan en gedronken. Prosit! Op Hemelvaartsdag/ Bevrijdingsdag/ Vaderdag, 5 mei 2016, wordt dit verschijnsel in nog veel grotere mate waargenomen.

Per fiets op weg van het gehucht Barenburg naar de grote stad Sulingen (Sule-Metropole), samen met mijn eigen vrouw en mijn Duitse advocate, ontmoeten we langs de weg zeker tien groepen jongeren. Allemaal in beschonken toestand en allemaal uitermate vriendelijk. (“Moin, Nah auch mal unterwegs”). In Lindern aangekomen, blijkt er een heel groot Schützenfest (schuttersfeest),  inclusief Bradwurst, Biertap en danskapel, gaande te zijn.

De Duitse werkelijkheid komt wel heel dichtbij, als we aan de rechterkant van de weg, tamelijk geïsoleerd, een groep van vijftien Syriërs waarnemen, die afwachtend gade slaan wat deze dronken jonge Duitse mensen allemaal op deze mooie zomerdag aan het doen zijn. “Die wachten af tot de Duitse meisjes dronken zijn, zodat ze die in de billen kunnen knijpen” roep ik provocerend naar mijn Duitse advocate. “Want dat is gebruikelijk in Duitsland”.

Dan blijkt echter de stelling dat politiek correcte mensen aan de rechterkant van hun blikveld stekeblind zijn, op een zeer vreemde manier op waarheid te berusten. De Duitse advocate heeft de gehele groep van Syriërs niet waargenomen. “Helemaal niet waar. Dat is weer jouw perverse- en extreem-rechtse fantasie, die met je aan de haal gaat”. Wij blijven bij onze fietsen staan en vragen of ze even terug wil rijden, om de Duitse realiteit met eigen ogen waar te kunnen nemen. Eerst sputtert ze nog tegen dat het waarschijnlijk Turken zijn of ‘Rusland-Duitsers’, maar uiteindelijk draait ze zich met fiets en al om en rijdt terug.

Ook na deze op terugtocht gebaseerde waarnemingsoperatie heeft niet het beoogde effect gehad. De Syriërs blijven voor de Duitse advocate (groenlinks raadslid, feminist, ex-activist)  verborgen.  Haar ogen willen niet waarnemen, wat tachtig procent der Duitsland wel ziet.

Ook tijdens de rest van  de fietstocht blijft de etniciteit van de waargenomen buitenlandse medeburgers discutabel. Intussen zijn in elke gehucht en elk dorp in Nedersachsen leegstaande huizen aan op te vangen vluchtelingen ter beschikking gesteld, hetgeen het straatbeeld en  de waarneembare mensen  bij mooi weer  doet veranderen. Groepjes drinkende jongens en meisjes worden afgewisseld met van de zon genietende vluchtelingen. Maar de advocate blijft bij haar standpunt dat dit afwisselend ‘Roma’, Rusland-Duitsers, dan wel reeds geïntegreerde Turken zijn.

We komen in de Sule-Metropole aan en eten een ijsje bij de plaatselijke Italiaan in de Langestrasse. Daarna zitten we in de zon bij de fontein van de Brunnenapotheek. De dag kan niet meer stuk. De dames praten nog wat na over de opkomst van de partij Alternatieve Für Deutschland (AFD) in de diverse landsregeringen en binnenkort ook in de bondsdag. Hoe kan dat nou? Dat zo’n partij zomaar uit het niets zoveel stemmen krijgt?

Ik zwijg. “I was blind, but now I see” zong Elvis Presley reeds in 1974.

Antropologische Verkenningen bij de LIDL

Door de crisis, veroorzaakt door de banken, Europa en de globalisering, om maar even een paar schuldigen aan te wijzen, worden bewoners van Eindhoven, die vroeger nog tot de middenklasse gerekend konden worden, in toenemende mate gedwongen hun boodschappen bij de goedkopere supermarkten zoals ALDI en LIDL te doen. Als die supermarkt ook nog in de “Vogelaarwijk”, ook wel “Krachtwijk”genoemd, de Bennekel gelegen is, kan de Cultureel Antropoloog elke zaterdag weer interessante waarnemingen doen.

Ik zal er wel niet op kunnen promoveren, aangezien in het onderstaande verhaal de “subjectieve waarneming” de wetenschappelijk verantwoorde objectiviteit overschaduwt, maar het zijn toch waarnemingen in het kader van de “articulatie van productiemiddelen” en “ethniciteit”.

De Pinkassa
Bij de LIDL in de Bennekel staat met levensgrote letters, twee keer, dat de linker kassa’s pinkassa’s zijn, waar je dus niet met contant geld kunt betalen. Elke twee minuten roept het kassameisje naar de in lange rijen voor de kassa wachtende klanten: “Pinkassa”.  Bij zo’n gedifferentieerde situatie, namelijk twee verschillende kassa’s voor één en dezelfde handeling, zijnde het betalen, komen de klanten met een migratie-achtergrond in de war. De derde generatie Turken en Marokkanen kunnen het woord “pinkassa” nog wel duiden, maar een groot deel van de bewoners, bestaat uit contractarbeiders uit Polen en Roemenië, die het woord niet verstaan. Bovendien krijgen ze het loon contant uitbetaald, want tijdelijk een bankrekening aanvragen, heeft weinig zin.

Steeds weer moet iemand, die reeds alle boodschappen op de band heeft liggen en die wil betalen, doorverwezen worden naar een andere kassa, met de nodige opschudding tot gevolg.

Middenklasse
Er geldt bij de ALDI en de LIDL één gouden regel : Niet mee bemoeien en niks zeggen. Dus als er iemand alle boodschappen weer in zijn wagentje moet laden en naar de volgende kassa wordt gestuurd, dwars door alle wachtende rijen heen, dan kijk je zwak glimlachend weg en laat het allemaal gebeuren.

De leden van de middenklasse, met neerwaarts gerichte sociale mobiliteit, hebben het vroeger beter gehad, maar zitten nu even, door ontslag of moeilijk verkoopbaar huis, of faillissement, krap bij kas. Ze worden door de antropoloog, qua uiterlijke kenmerken, herkend aan de kleding. De mannen dragen vaak een sjaaltje en tweed-colbert. De vrouwen hebben hun kleding vroeger bij een boutique gekocht: Lange shawls, over de schouder gedrappeerd, tassen met bekende dure merknamen. Als je ze later vanuit de winkel zou volgen en dat is helemaal niet zo raar, tenslotte doen we hier participerende observatie, zou je zien, dat ze in een Volvo van de één na laatste versie stappen.

Verantwoording
Toen de crisis begon, wilden de middenklasse mannen zich nog wel eens tegenover de rest van het winkelende publiek verantwoorden , door te roepen dat LIDL zulke “verrekte goeie wijn” had. Maar intussen weten ze, dat ze hier zwijgend hun noodzakelijk levensbehoefte kunnen inkopen, zonder praatjes. Dat wordt echter anders, als een lid van de gemankeerde middenklasse meent dat er een ongeschreven regel wordt overtreden en er ingegrepen moet worden. Gaat iemand uit rij één, met zijn volgeladen karretje, dwars door de overige rijen naar rij vijf en voegt zich daar , zonder iets te zeggen of te vragen, quasi voorkruipend, in de rij, dan kan de geplaagde Volvorijder zich niet inhouden en gaat “het verkeer regelen”. Hij probeert de invoeger er, met behulp van zijn subjectieve op liberale grondbeginselen gestoelde wereldbeeld, toe te bewegen, achteraan aan te sluiten. “Want dat is wel zo eerlijk”

Clash of Civilisations
Door andere winkelenden op de eerlijkheid van het achteraan sluiten te wijzen, overtreedt de ‘downward mobilized middle class’-klant twee regels tegelijkertijd. Regel één: “Nooit praten tegen andere klanten. Regel twee: “Bij God en in Nederland bestaat geen ‘eerlijkheid'”. Als je gefucked wordt moet je niet bewegen en vooral stilstaan. Geen gekke dingen doen. Je verstaat toch geen zak van wat die anderen zeggen. Het is dan ook opvallend dat ook nu weer de overige wachtenden niets zeggen, er zich niet mee bemoeien en wegkijken. Wij hebben de tijd.

Intussen heb ik me bij kassa drie gevoegd en vraag aan het aardige winkelmeisje waarom ze nu een zwarte strak zittende hoofddoek draagt, in plaats van de ruim zittende kleurige van de vorige week. “Is dit een teken van radicalisering”, wil ik graag weten. Ze glimlacht en zegt: “De andere zit in de was. Prettige dag nog.”

Flip Willemsen: “Van de Buren Niets dan Goeds”

De Amsterdamse schrijfster Flip Willemsen klaagt via het nieuwe sociale medium Facebook, dat er over haar boek nu nooit eens een recensie geschreven wordt en dat ze ondanks het schrijven van tien boeken nog niet is doorgebroken. Bij de pretentieuze uitgeverij Meulenhof eruit gegooid en de  uitgeverij Compaan te Maassluis gaat op de fles nadat het nieuwste boek van Flip Willemsen net is verschenen. Sommige mensen hebben het allemaal en anderen hebben niets. Is er wel een God?

Ondanks de religieuze opvoeding van Flip Willemsen, haar vader was dominee in Hierden en lid van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, komt God in het boek “Van de buren niets dan goeds” niet voor. De hoofdpersoon woont alleen in de stadsjungle van Amsterdam-Centrum en is geheel op zichzelf aangewezen. De twee buurmannen die naast haar op de flatgalerij wonen spelen ieder hun eigen spel en de hoofdpersoon is op die manier aan de heidenen uitgeleverd. Gedurende het gehele boek vraag je je af: “Hoe houdt deze vrouw dit vol?” Maar soms doet ze dat ook niet.

Doordat de schrijfster in het kroegencircuit rond het Spui verkeert en daar op de vrijdagavonden allerlei wannabee media-tyconen ontmoet, zijn er toch nog aardig wat positieve quotes over de schrijfster en haar nieuwe boek gepubliceerd. Surplus schrijft bijvoorbeeld: “Willemsens grootste verdienste is wel haar humor”. In het boek staan inderdaad vele grappige en humoristische passages, zoals de omschrijving van  haar buurman:.


“Hij was sportief en hield van horror, winegums en humor, maar een goed gesprek vond hij ook belangrijk”

Juist in de humoristische passages komt de eenzaamheid van de hoofdpersoon en de leegte van de grote stad met zijn massa’s aan te herkeuren en om-te-scholen cliënten goed tot uitdrukking. Het Centrum Voor Werk en Inkomen doet een huisbezoek bij de hoofdpersoon en daar ontspint zich de volgende passage:

“Hoe noem je zoiets?” vroeg de vrouw aan de man? Ze wees naar de boekenkast.

“Stellage?” zei de man.

“Stellage”, zei de vrouw langzaam terwijl ze schreef.

“U leest veel”, zei de man.

“Inderdaad”, zei ze.

Als het allemaal teveel wordt, probeert de hoofdpersoon via een contactadvertentie ‘een man die haar bij de hand neemt’ te vinden. Dat levert de volgende geniale passage op:

“Ik, zesenvijftigjarige man, ben een persoon van de simpelheid. Ik ben heel zwart-wit. Ik ben net een hond. Zo nu en dan heb ik een aai over mijn kop nodig, ik denk iedere man wel.”

Het is onbegrijpelijk dat er in recensies beweerd wordt, dat Flip Willemsen geen diepgang in haar hoofpersonen weet te brengen. Juist de vervreemdende en tweedimensionale passages zoals die hierboven, schetsen een wereld vol van stadse eenzaamheid en gekte, die je ook bij schrijvers als Albert Camus of Michel Houellebecq terug vindt. Ik denk niet dat er één recensent te vinden is die beweert dat de karakters van deze twee grote Franse schrijvers vlak en niet uitgewerkt zijn.

Alleen Vrij Nederland slaat de spijker op zijn kop met de volgende kenschetsing van het boek:

‘Van haar vrouwelijke personages gaat, hoe eenzaam ook, altijd een zekere opgewekte moed der wanhoop uit’ .

Hoe treffende deze opmerking is, weten alleen de mensen die de  schrijfster persoonlijk kennen. Dan komt aan het licht dat Flip Willemsen weliswaar steeds benadrukt dat de hoofdpersoon uit haar boeken niet dezelfde is als haar eigen persoon, maar de overeenkomsten zijn zo groot, dat we moeten concluderen, dat Flip Willemsen in haar boeken haar eigen omgeving en haar eigen lijden beschrijft.

Is het mogelijk de schrijfster Flip Willemsen te onderscheiden van haar hoofdpersonen en is het mogelijk haar werkelijk te leren kennen? Keesjemaduraatje ging op pad om deze prangende vragen te beantwoorden.  De schrijfster had een presentexemplaar van haar jongste boek “Van de Buren niets dan Goeds” beloofd en de afspraak was, dat dit exemplaar in het beruchte café ‘De Zwart’ op het Spui aan de blogger overhandigd zou worden. Zo gezegd zogedaan. Dacht ik dan. Maar dat bleek toch niet zo eenvoudig.

Er is een subculturele klasse van media-makers, ex-dichters en videokunstenaars die hun netwerk in stand houden door op de donderdagen en vrijdagen en wie weet welke dagen nog meer, langs de cafés  De Zwart, De Pels en De Doffer te trekken, te drinken en onderwijl te vertellen met welke projecten ze allemaal bezig zijn. Tijdens mijn pogingen om Flip Willemsen te leren kennen en erachter te komen welk literair talent zich achter de moeiteloos in deze culturele wereld bewegende schrijfster verbergt, word ik  aan wel drie, vier ‘dichters die nog met Kopland hebben gepubliceerd’ dan wel ‘op de begrafenis van Komrij een gedicht voorgelezen hebben’ voorgesteld. Intussen de één na de andere biersoort naar binnen werkende.

 


Op een gegeven moment staan we zelfs buiten te roken. Terwijl ik niet-roker ben. Maar dat geheel terzijde. “Wat ben je toch een vieze vrouw”, voegt de Redacteur van de Joodse Radio de schrijfster Flip Willemsen toe. Ze heeft zojuist een opmerking over rukken en hoe je daar van af kan vallen gemaakt. Ook de daarop volgende opmerkingen en het weerwoord van de gasten van De Pels laten aan scuriliteit niets te wensen over. Het is een wereld die geheel vreemd voor mij is.

Ook in haar boek schuwt de schrijfster geen precaire situatie te beschrijven:

“Ik zal blij zijn als ik mijn elektrische tandenborstel weer kan gebruiken”

“En de vibrator weer uit het nachtkastje kan”
“Als ik een nachtkastje had”

Hij lachte weer, harder nu.

“Ze zaten voor haar deur en waren nog maar net aan het eten toen Ed ineens vertelde dat hij zich drie keer per dag aftrok.

“Drie keer?” vroeg ze omdat haar zo gauw niets anders te binnen schoot.

We verlaten het café De Pels. Lopende over de Keizersgracht overvalt mij opeens een groot gevoel van eenzaamheid en leegte. De schrijfster heeft haar kroegentocht nog niet afgerond en wil persé door naar De Doffer. Wie weet wat commentatoren daar nu weer uithangen en met wie ik me daar weer moet meten. We weten het niet en als het aan  mij ligt ben ik ook niet benieuwd er achter te komen. Ik wil alleen nog naar huis.

De schrijfster heeft echter nog een troef achter de hand. Het presentexemplaar ligt bij haar thuis. We lopen langs de grachten naar haar huis in de Jordaan. We lopen de gietijzeren trap op  en komen langs de balustrade waar de belangrijkste gewelddadige scene zich heeft afgespeeld:

“Snel raapte hij de theedoek op, gooide hem naar binnen, draaide zich om, greep haar vast en duwde haar met haar rug tegen de balustrade. Hij schreeuwde: ‘Je gaat eroverheen, je gaat eroverheen’

In het voorbijgaan, het is ’s nachts om 02.00 uur, klopt de schrijfster achteloos even op het raam van haar buurman. “Ik kan me voorstellen dat deze mensen helemaal gek van deze vrouw worden”, denk ik dan. En andersom ook, blijkens de volgende scene in het boek:


“Toen ze zich daarna in de slaapkamer aan het uitkleden was, ondekte ze dat er iemand op de galerij stond. Niet dat ze hem hoorde ademen of hoesten, nee, ze voelde het. en ze wist dat hij het was. Boris”

Ik bevind mij nu in het heiligste der heiligen, waar het allemaal is gebeurd. De crime-scene van het boek “Van de buren niets dan goeds”. Eindelijk ontvang ik uit handen van de schrijfster zelf, het presentexemplaar. Buiten begint het zachtjes te regenen. De wijn wordt opengetrokken en er worden sigaretten gehaald.

Wat ze later ook van deze recensie gaan vinden en wat de schrijfster er ook van vindt. Ze kunnen in ieder geval niet ontkennen dat ik ter plaatse en in de leefwereld van de kunstenaar zelf, onderzoek heb gedaan.

Toyota Prius wordt Twitterhut

Binnenkort blijf ik er in wonen. Als ik nu al kan twitteren en mijn Google-zoek-opdrachten van mijn huis naar de Prius kan sturen. Whats Next? Facebooken in de Prius? Bloggen in de Prius? Foto's gemaakt  met de achteruitkijkcamera naar mijn blog sturen? Het wordt binnenkort allemaal mogelijk dankzij de meegeleverde Toyota Touch&Go-software en de via bluetooth aangesloten iPhone.

De Toyota dealer in Eindhoven heeft nog nooit zo’n kort verkoopsgesprek meegemaakt. Op een zaterdag in november besluit ik dat het tijd is voor een nieuwe Toyota Prius. Dus ik rij naar Eindhoven -Noord waar een straat is met alleen maar autobedrijven. In de Toyota-show-room staan een paar mannen te praten en te filosoferen over hoe de nieuwe Prius Plus ons klimaat gaat redden of woorden van gelijke strekking.

Dus ik zeg tegen die vogel: “Ik wil graag een Toyota Prius kopen”. Dan gaan allerlei mechanismes in werking. Je krijgt koffie. Je mag een proefrit maken. Dat hoef ik allemaal niet. Die verkopers zijn gewend een klant met allerlei praatjes en argumenten aan de haak te slaan en het is niet gebruikelijk dat een klant meteen al weet wat hij wil en het inkooplijstje al klaar heeft: Toyota Prius, metallic grijs, Business Pakket, imperial en een kleine trekhaak met fietsendrager. Je houdt van de natuur of je houdt niet van de natuur. Binnen tien minuten stond ik alweer buiten.
De verkoper vertrouwde het niet helemaal, want hij heeft nog wel twee keer opgebeld om te vragen of de leasemaatschappij wel ingelicht moest worden en of ik in het keuzemenu van de leasemaatschappij wel de juiste verkoper had opgegeven. Anders krijgt die man geen bonus. Februari 2013 was de oplevertermijn.

Op 1 maart loop ik bij de Toyota-Eindhoven-dealer binnen. Ik heb niet veel tijd. Geef mij even de sleutels. Ja toch? Nou dat was alweer helemaal niet de bedoeling, want ik kreeg eerst nog een fles wijn en de auto bleek helemaal ingepakt te zijn. Ik moest en zou hem zelf onthullen. Het standbeeld ter ere van de techniek en milieuvriendelijkheid. Zie ook de foto hierboven. De verkoper ging naast me in de auto zitten. De fles wijn tussen ons in en het werd gewoon gezellig in die auto. Wat zit er allemaal in die navigator? Hoe kan je de navigator met het internet verbinden? Mijn iPhone wordt aangesloten en er wordt een connectie gemaakt. Opeens was ik enorm enthousiast. Kan je ook apps op de Prius laden? Ik wil er alles van weten. Blijkt de Prius niet alleen een opslagcapaciteit voor schone energie te zijn, maar ook nog een enorme grote harde schijf en een portaal voor sociale media. Een klein datacentertje eigenlijk.

Voordat het werkt moet je wel even een usb-stick aansluiten. Die zit bij mij in het kastje tussen de twee stoelen. Dan kopieer je de code van het navigatieapparaat naar de usb-stick.

Thuis aangekomen meld ik mij meteen aan bij het Toyota Touch&Go Portal om toegang te krijgen tot alle extra internet mogelijkheden die de Toyota Prius biedt. Ik kopieer de code van de usb-stick naar de Toyota site. Ik voeg Google toe aan de zoekdiensten en voortaan kan ik op mijn smartphone of tablet of laptop een google-locatie zoeken en naar mijn auto sturen. Je moet alleen nog zelf sturen. Dat dan weer wel.

Daarna een twitter-app gekocht en  ook gedownload en op mijn stick gezet. Nu kan ik twitteren op mijn Prius navigatiesysteem. Geweldig. En dit is nog maar het begin. Nu gaan natuurlijk veel programmeurs ook apps voor de Prius bouwen en die komen allemaal op die mooie energiezuinige autos. Sociale Media in de auto. Je hoeft helemaal niet meer naar huis terug, want de communicatie vindt in de auto plaats.

Ik stel me voor dat de autos van de toekomst helemaal zelfstandig in het internet gaan en de noodzakelijke informatie naar elkaar en naar de garage twitteren. Lampje kapot? De Toyota Prius meldt het alvast per Facebook naar de garage die automatisch een event aanmaakt om het te laten vervangen.

Rij je straks in de file naast een mooie blondine in een gele BMW? De auto van de toekomst probeert voor jou via de Lexa-app een date naar de auto van de aanbedene te sturen. Zij kijkt op haar navigator en zoekt de leukste aanbiedingen uit. Kanje meteen in je auto blijven zitten en erheen rijden.

Een camera op de dashboard en een camera op de achterklep, dan kan het fotobloggen beginnen. De auto zorgt ervoor dat alle data op de eigen harde schijf wordt opgeslagen. Jouw laptop wordt ’s avonds tijdens het naar huis rijden ook even gesynchroniseerd. Net zo makkelijk.

Ik kijk er al naar uit!